EERSTE PUNT [v.6]:
1) Tegen wie preekt Jesaja deze preek uit hoofdstuk 55?
2) Er hapert iets, na de uitnodiging (v.1-3) en belofte (v.4-5) … Herken je dat bij jezelf? Wat hou je tegen in te gaan op de uitnodiging van het Evangelie?
3) Jesaja spoort aan met twee bevelen in vers 6. Waarom? (3 redenen)
4 Waar is God te vinden? 5 letters
5) Streep door wat fout is: Zoeken (darash) in vers 6 = zoeken naar iets waarvan je niet weet waar het is/ waarvan je wel weet waar het is.
TWEEDE PUNT [v.7]:
6) ‘Zoeken’ omvat volgens vers 7 aan de ene kant: iets verlaten, en aan de andere kant terugkeren (dat is bekeren) naar de HEERE. Begrijp je dat?
7) Wat moet jij verlaten om dat ‘zoeken naar de HEERE’ concreet te maken?
8) Zijn er dingen in je leven die jouw bekering/ redding in de weg staan?
9) Het gaat niet over terugkeer naar een ‘strenge Rechter’, maar naar ‘onze (verbonds-)God’. Wat maakt dat voor verschil? (relatie)
10) Wat kan je erop tegen hebben om terug te keren naar de HEERE, Die zál ontfermen, en Die een overvloed aan vergeving voor je heeft?